SCHIEDAM - Binnenkort bespreekt de gemeenteraad de zomernota, een vooruitblik naar de begroting van het volgende jaar. GroenLinks-raadslid Menno Siljee pleit in deze column om vóórdat er vooruitgekeken wordt, ook achterom te kijken. De jaarrekening over het afgelopen jaar laat een verontrustend beeld zien. Siljee: “De gemeente heeft de financiën niet op orde”.
'Je herkent het wel: elk jaar bij oud-en-nieuw neem je jezelf voor om te stoppen met minimaal één slechte gewoonte. 9 van de 10 keer, en dit is niet op basis van welk onderzoek dan ook, wordt zo’n voornemen na een aantal weken weer gebroken. Reden? Die kan zeer uiteenlopen, maar in het algemeen omdat we niet overzien wat zo’n voornemen echt inhoudt. Aan het einde van het jaar trek je dan weer de conclusie het volgende jaar het wél vol te houden. Met het bekende resultaat tot gevolg.
Zo’n idee krijg ik bij het lezen van de Jaarstukken 2024 van de gemeente Schiedam. Waar de gemiddelde Schiedammer over voldoende zelfkritisch vermogen beschikt om terug te blikken op de behaalde prestaties over het jaar, presenteert het college 2024 als een financieel succesverhaal: een overschot van bijna 25 miljoen euro en ogenschijnlijk solide financiële kengetallen. Maar wie dieper graaft, ontdekt geen stabiele basis onder deze ogenschijnlijke voorspoed. Integendeel: wat op het eerste gezicht een gezonde financiële positie lijkt, blijkt in werkelijkheid een fragiel kaartenhuis, gebouwd op incidentele baten, uitgestelde projecten en een ernstig tekort aan uitvoeringskracht.
Het positieve resultaat van 24,8 miljoen euro wordt gepresenteerd als een teken van gezond financieel beleid. In werkelijkheid is het een weerspiegeling van de onmacht om plannen ten uitvoer te brengen. Het grootste deel van het overschot komt voort uit incidentele meevallers van het Rijk en niet-bestede middelen die op de plank blijven liggen omdat projecten vertraging oplopen of simpelweg niet uitgevoerd worden. Het Integraal Huisvestingsplan, brugonderhoud, wegaanpassingen, ophogingen, circulaire economische stimulansen – allemaal voorbeelden van beleid dat goed klinkt op papier, maar waar in de praktijk geen uitvoering aan wordt gegeven. Schiedammers merken dat in de praktijk wanneer zij moeten fietsen over hobbelige fietspaden, de stad steeds minder groen wordt en scholen steeds langer moeten wachten op voor leerlingen en leraren goede schoolgebouwen. Daarbij komt dat onze eigen organisatie deze tekorten niet kan opvangen. De gemeente is in 2024 voor bijna twee miljoen euro afhankelijk geweest van externe inhuur bij vitale diensten als Burgerzaken en Veiligheid. Dit is geen gezonde bedrijfsvoering, maar symptoombestrijding. Externe krachten vullen gaten die ontstaan door personele uitval en een structureel tekort aan capaciteit. Tegelijk verdwijnt de kennis uit de organisatie en neemt de kwetsbaarheid toe.
De Jaarstukken staan bol van strategische plannen en visiedocumenten: een Omgevingsvisie, een Woonvisie, plannen voor economische vernieuwing en vergroening. Maar tegenover al deze plannen staat een haperende uitvoering. Voorbeeld hiervan is een project als de vergroening van de Wilhelminahaven: pas ná het opstellen van het plan blijkt dat de fundering ondeugdelijk is. Of als een cruciale brug zoals de Poldervaartbrug pas jaren later weer wordt opgepakt na gestegen kosten en eerdere toezeggingen die niet waargemaakt worden? Het is te hopen dat dit incidenten zijn, maar nadat er ook in 2023 sprake was van dergelijke problemen, begint het erop te lijken dat de gemeente onvoldoende grip heeft op processen en projectmanagement.
Het college spreekt mooie woorden over burgerbetrokkenheid. Maar in de praktijk blijkt de participatie af te nemen. De nieuwe subsidieregeling voor wijkbudgetten heeft geleid tot minder aanvragen, en de bekendheid met het instrument is gezakt van 47% in 2021 naar 26% in 2024. In plaats van te investeren in laagdrempelig contact met bewoners, is een bureaucratische drempel opgeworpen. Weer een voorbeeld waaruit blijkt dat het contact met de Schiedammers op papier er beter uitziet dan wat onze stadsgenoten ervaren.
De gemeente stelt onderhoud uit, terwijl gebouwen en infrastructuur verouderen. Het Stadserfcomplex is technisch en functioneel afgeschreven, maar hoe het college dit denkt aan te pakken moet nog blijken op een nog te organiseren raadsinformatieavond. En of dan meteen de entree van het theater wordt meegenomen, is dan nog de vraag. Juist nu de gemeente op een integrale wijze moet kijken naar vraagstukken, wordt deze kans niet benut.
Voor sportaccommodaties is “geen reserve” voor vervanging, terwijl dit technisch gezien wel hard nodig is. Dit is geen verstandig financieel beleid, dit zijn tikkende tijdbommen. We schuiven verplichtingen door naar toekomstige jaren, colleges en raadsleden – en uiteindelijk naar onze inwoners. En alsof dat nog niet opmerkelijk genoeg is, wordt het risico op een cyberaanval in de risicoanalyse slechts afgedaan met “PM” – oftewel: geen cijfer, geen plan, geen budget. In een tijd waarin digitale aanvallen de gemeentelijke dienstverlening plat kunnen leggen, is dit ronduit zorgwekkend.
Het college erkent zelf dat het financieel beleid van het Rijk incidenteel en onvoorspelbaar is. Dat maakt dit overschot geen prestatie, maar een tijdelijke adempauze. In feite maskeert het de structurele mismatch tussen gemeentelijke taken en structurele financiering. Het is geld dat we nu niet uitgeven aan waar het werkelijk nodig is – onze scholen, wegen en economische toekomst – terwijl de problemen zich opstapelen. Deze jaarstukken presenteren een beeld dat niet strookt met de werkelijkheid. De gemeente lijkt op papier rijk, maar in de praktijk is ze kwetsbaar: plannen worden niet uitgevoerd, kosten lopen op, participatie daalt, en risico’s worden onderschat of doorgeschoven.
De raad kan zich niet langer laten sussen door overschotten en visiedocumenten. Wat nodig is, is een harde confrontatie met de uitvoeringsrealiteit, een herstelplan voor de organisatie, een realistische aanpak van onze investeringen en infrastructuur, en volledige transparantie in communicatie en risico’s. Laat de raad vooral leren uit de signalen die naar voren komen uit de jaarstukken en daar met name het debat over laten gaan. De voornemens uit de Zomernota zijn niet meer dan dat en trekken te weinig de lessen uit 2024. Daarnaast blijkt uit eerdere jaren dat de zomernota een weinig adequaat beeld geeft over hoe de verwachtingen voor 2026 daadwerkelijk zouden mogen zijn. Het echte debat over de financiële toekomst van de stad kan pas gevoerd worden in het najaar. Nu al conclusies trekken zorgt ervoor dat de jaarrekening 2026 een nog hardere wake-up call gaat worden.'
Foto
GroenLinks-raadslid Menno Siljee
Fotografie
Rebecca van der Schaft